Opdrachten webquest Koning Artur
en Middeleeuwse Literatuur
Naomi de Ruijter, 5A
Hoofdstuk
1: De Middeleeuwen
1. Bij geschiedenis
heb je les gehad over de Middeleeuwen. Schrijf in trefwoorden op wat je nog
weet van de Middeleeuwen.
·
Periode van ongeveer 500 tot 1500 na Christus,
onderverdeeld in Vroege en Late Middeleeuwen
·
Hiërarchie
·
Leenstelsel
·
Opkomst steden
·
Christelijk, het leven was een voorbereiding op
de dood.
2. Zoek op wat de
drie voornaamste verschillen zijn tussen Karel- en Arturromans. Maak hierbij
gebruik van je literatuurboek of bijvoorbeeld van het hoofdstuk ridderliteratuur op Internet.
I.
Veel Karelromans zijn hoofdzakelijk gewijd aan
oorlog en massagevechten (vaak tussen christenen en moslims), terwijl in de
Arturromans de nadruk ligt op individuele avonturen, toernooien en
tweegevechten.
II.
Bij Karel de Grote heeft de vrouw niet veel te
vertellen, maar in de Arturromans is er juist veel aandacht voor de vrouw en
zijn de ridders veel galanter (Hoofse liefde).
III.
Arturromans bevatten symbolische objecten, zoals
de ronde tafel (gelijkheid) en het zwaard met twee ringen
(onoverwinnelijkheid). Dit in tegenstelling tot de Karelromans.
3. Vertaal de eerste 25 verzen van de Arturroman Ridder metter mouwen
in het Nederlands.
Ons vertelt die aventure,
Dat coninc Artur op dese ure
Hilt een hof soe over groet
In die stat te Kardeloet,
Recht op enen tsinxen dach,
Datmen nie gelijc des ne sach.
Die coninc hi droech crone doe
Entie coninginne mede alsoe.
Daer was menech riddere te hove,
Stout ende van goede love.
Die conince hadde oec doen maken
Roet samijt ende scarlaken
Mantel ende roc, vif hondert paer,
Vol hermerijns wit ende claer,
Ende dor op blau sindael dor houwen.
Daer waren ridderen ende joncfrouwen,
Met diren clederen ende met goeden
Geaetsemeert, die hem wel stoeden.
Daer waren Vm ridders snel,
Van prise goet, wetic wel.
Doe gine die conine messe horen
Met menegen riddere ut vercoren.
Erec ende Ydier, wet vor
waer,
Gingen vorden coninc daer
Met tween guldinen roeden
|
Het verhaal vertelt ons,
dat koning Artur op deze tijd
Een zeer overdadig hoffeest hield
in de stad Kardeloet.
Precies op een pinksterdag,
Dat men niet het gelijke van een hofdag zag.
De koning droeg toen een kroon
en de koningin ook.
Daar was menig ridder op het hof,
dapper en voortreffelijk.
De koning had ook laten maken
van rood fluweel en scharlaken
mantels met rok, vijfhonderd paar,
vol met kleuren hermelijn en helder wit,
En met blauw zijde gevoerd.
Daar waren ridders en jonkvrouwen,
met hun kleding en met spullen
uitgedost, die hen wel stonden.
Daar waren vijfduizend fitte ridders,
voortreffelijke, dat weet ik wel.
Toen ging de koning de mis bijwonen
met vele uitverkoren ridders.
Erec en Ydier, weet ik zeker,
gingen voor de koning daar
met twee gouden staven
|
Hoofdstuk
2: Middeleeuwse boeken
1. Leg uit wat de
uitdrukking monnikenwerk - letterlijk en figuurlijk - te maken heeft
met het schrijven van boeken in de Middeleeuwen.
In de Middeleeuwen werden boeken geproduceerd door monniken.
Zij kopieerden vooral geestelijke teksten in het Latijn, maar soms gaf de abt
hen toestemming een verhaal in volkstaal te schrijven. Het schrijven van een
boek was alleen een verschrikkelijk werk, omdat het vertrek meestal slecht
verlicht en verwarmd was en men zat lange tijd geconcentreerd in één houding.
Zodoende komen wij aan de uitdrukking monnikenwerk als we het hebben over een
vervelend ( en eentonig) karwei.
2. Er zijn prachtige
middeleeuwse handschriften bewaard gebleven. Bijvoorbeeld de Spieghel Historiael van
Jacob van Maerlant. Bekijk een bladzijde van dit boek en omschrijf kort de betekenis van de
volgende termen: gehistoriseerde
initiaal, miniatuur, rubriek, lombarde, marginalia.
Gehistoriseerde initiaal
|
Grote initiaal (beginletter) waarin een voorstelling is aangebracht;
markeert het begin van een werk en/of het begin van belangrijke onderdelen
daarvan.
|
Miniatuur
|
Getekende of geschilderde illustratie.
|
Rubriek
|
In rode inkt aangebrachte tekstgedeelten (met name opschriften), die
de tekst visueel structureren.
|
Lombarde
|
Grote beginletter, gewoonlijk één tot drie regels hoog – maar kleiner
dan initialen – meestal in één kleur, soms van enig penwerk voorzien.
|
Marginalia
|
Randversieringen, soms zeer grotesk uitgevoerd.
|
Hoofdstuk 3:
Literaire cultuur
1. Tegenwoordig
hebben romans een titelpagina. Dat is eigenlijk al zo sinds de boekdrukkunst. Probeer te verklaren waarom middeleeuwse
handschriften niet zo'n pagina hebben. Betrek in je antwoord de productie van
boeken en de paragraaf lezen en luisteren. Geef ook aan waarom de middeleeuwse
drukkers de titelpagina hebben uitgevonden.
De middeleeuwse handschriften hadden waarschijnlijk geen
titelpagina, omdat boeken voornamelijk voorgelezen werden. Als je voorleest,
sla je de titelpagina meestal over en begin je meteen met het lezen van het
verhaal. De titelpagina was dus niet zo belangrijk. Papier was in die tijd erg
kostbaar, dus papier verspillen aan iets dat niet noodzakelijk is, is een
onnodige zaak. Ik denk dat de titelpagina is uitgevonden omdat steeds meer
mensen zelf boeken gingen lezen en dat men een titelpagina ging gebruiken om
het boek een wat chiquere uitstraling te geven en bovendien de mensen te
vertellen waar het verhaal over gaat.
2. Leg uit hoe het
komt dat elk middeleeuws boek een uniek exemplaar is.
Toen de boekdrukkunst nog niet bestond, werd elk boek met de
hand overgeschreven door monniken. Maar iedereen maakt wel eens een foutje en
tekeningetjes zijn ook nooit gelijk aan elkaar. Vandaar dat je elk middeleeuws
boek wel uniek kunt noemen.
3. Zoek in het
fragment van Ridder metter mouwen een vers waaruit blijkt dat het de
bedoeling van de schrijver was dat de tekst hardop zou worden voorgedragen.
In regel 20: “Van prise goet, wetic wel” wordt in de ik-vorm
gesproken, aangezien ik vermoed dat “wetic” weet ik betekent. Hieruit blijkt
dat het de bedoeling is dat een verteller het verhaal vertelt, die kan dan net
doen alsof hij zelf bij dat hof is geweest en dat maakt het verhaal spannender
voor de luisteraars.
Hoofdstuk
4: Artur in Brittanië
1. Noteer kort wat in
je opkomt bij het horen van de naam koning Artur.
·
Zwaard (excalibur) uit de steen
·
Heel jong koning (15 jaar)
·
Bekende legeraanvoerder
·
Guinevere
2. Waarom worden
Arturromans ook wel Keltische romans genoemd?
Veel Kelten leefden voor het begin van onze jaartelling in
Brittanië. Artur is dan ook een vorst van Brits-Keltische origine. Verder
beleven Arturs ridders vaak avonturen in een fictieve wereld die gebaseerd is
de op de Keltische mythologie. Vandaar dat de Arturromans ook wel Keltische
romans worden genoemd.
3. Hoe zijn de
verhalen over Artur op het vasteland bekend geworden?
Toen de Angelsaksen na het “Gouden Tijdperk” (waarin de
kronieken van Van Monmouth werden geschreven) weer de boventoon voeren in
Brittanië, vluchten veel Britse Kelten (de oorspronkelijke inwoners van
Brittanië) naar de Franse provincie Bretagne. Daar vertelden de Kelten de
verhalen over Artur door.
Hoofdstuk 5: De
literaire Artur
1. Zoek op Internet,
in Encarta of een andere bron, informatie over Chrétien de Troyes. Schrijf iets
over zijn leven, vermeld de titels van zijn teksten en ga in op de betekenis
die hij heeft gehad voor de Arturroman.
Chrétien de Troyes leefde van 1135 tot 1183. Over zijn leven
is helaas vrij weinig bekend. We weten dat hij tussen 1160 en 1181 in Troyes
woonde, waar hij als hofdichter in dienst was van Maria, de hertogin van
Champagne. Later was hij aan het hof van Filips van de Elzas, graaf van
Vlaanderen. Filips leverde hem stof voor Chrétiens graalroman.
Chrétien heeft vijf ridderromans geschreven over Artur:
·
Érec et Énide
·
Cligès
·
Lancelot
·
Yvain
·
Perceval
ou le conté du Graal (deze was onvoltooid toen hij stierf)
Het is onduidelijk uit welke bronnen Chrétien zijn
inspiratie heeft geput. Hij toonde wel veel belangstelling voor het leven en de
liefde aan het of. Verder weten we dat hij werk van Ovidius vertaald of bewerkt
heeft. Chrétien heeft een belangrijke betekenis gehad voor de Arturroman: hij
was een van de eerste schrijvers die schreef over de Heilige Graal.
2. Leg uit waarom de
verhalen over koning Artur en zijn ridders enorm populair waren aan de Europese
hoven.
·
Ridders vonden het erg leuk om naar verhalen
over collega’s te luisteren, en dan vooral naar deze verhalen omdat het
ridderschap in de twaalfde eeuw een andere invulling kreeg door het hoofse
genre binnen de literatuur. Ridders die de verhalen hoorden wilden maar al te
graag worden vergeleken met de ridders van de ronde tafel.
·
De sprookjeselementen als dwergen, mysterieuze
jonkvrouwen en bijzondere voorwerpen zorgden voor vermaak.
·
Mensen zagen de Arturromans als een soort van
etiquetteboekje, de verhalen boden lessen in gewenst en ongewenst gedrag.
Koning Artur en zijn ridders werden als voorbeelden beschouwd.
3. Leg in je eigen
woorden uit wat registrale kunst
betekent.
Met registrale kunst wordt bedoeld dat in een bekend thema
kleine veranderingen worden aangebracht, waardoor er toch een nieuw verhaal
ontstaat.
4. De middeleeuwse
Arturromans lijken op onze detectives, thrillers of doktersromans. Verklaar
deze bewering.
Net als de Arturromans beginnen onze detectives vaak met het
beschrijven van een normale/leuke situatie, die plotseling verstoord wordt door
een moord, een ontvoering of iets anders vreselijks. Vervolgens is er één
held/detective die een bepaalde taak moet volbrengen/een misdaad moet oplossen
en daarbij op allerlei moeilijkheden stuit. In beide romans wordt de taak op
het einde daadwerkelijk volbracht.
5. Arturromans zijn
spiegels van hoofsheid. Onder andere blijkt dit uit de pracht en praal aan het
hof en de manier waarop de ridders en jonkvrouwen met elkaar omgaan. Ander
kenmerk is dat het begin van een Arturroman vaak vaste elementen bevat. Lees het
begin (vers 1 t/m 86) van de Ridder metter mouwen. Noteer:
I.
Welke
typische hoofse elementen het fragment bevat.
II.
Welke
stereotype beginkenmerken je herkent.
Hoofse elementen zijn dat de vrouwen een centrale rol
spelen, want zij worden duidelijk vermeld in de tekst. Zo staat er in vers 77
dat zowel de heren als de vrouwen rouwden, en in vers 16 wordt ook gezegd dat
zowel ridders als jonkvrouwen naar het hoffeest kwamen. Je kunt opmaken dat
ridders erg galant waren naar hun vrouwen toe: volgens de tekst droegen zij ook
prachtige kleding en hadden ze mooie spullen.
Stereotype beginkenmerken zijn ten eerste het hoffeest van
Artur op eerste Pinksterdag, de romans beginnen altijd met een feest. Verder is
het typerend dat het feest verstoord wordt door een verschrikkelijke
gebeurtenis, hier is dat het bericht van een bode dat er iemand overleden is.
6. Lees de tekstpagina over de
middelnederlandse Arturroman Ferguut en het fragment met het gesprek tussen
Ferguut en de jonkvrouw Galiene. Geef antwoord op de volgende vragen:
I.
In
het gesprek tussen Ferguut en Galiene is sprake van een miscommunicatie. Welke?
II.
Leg
uit of Ferguut een hoofse ridder is die begrepen heeft wat de hoofse liefde
inhoudt?
I.
Galiene gebruikt mooie beeldspraak door te
zeggen dat Ferguut haar hart heeft gestolen. Ferguut begrijpt dit echter niet
en denkt dat Galiene een spelletje met hem speelt. Hij kan niet begrijpen dat
iemand aan hem vraagt of hij het hart van diegene heeft.
II.
Nee, een hoofse ridder is altijd aardig tegen
een jonkvrouw en mag nooit afwijzend reageren. Ferguut doet dit wel en stuurt
Galiene zonder pardon weg.
7. Rond 1100 liepen er op het Europese
continent heel wat Waleweins en Arturs rond. Leg uit waar dat een aanwijzing
voor is en waarom.
Het is een aanwijzing dat de Keltische verhalen over Artur
en zijn omgeving niet beperkt bleven tot Engeland, maar ook doordrongen op het
continent. Hierdoor werden mensen vernoemd naar de helden uit de Arturromans.
Een andere verklaring voor het opduiken van die namen op het continent is
ondenkbaar.
8. Welk ridderideaal
wordt in de Graalromans gepropageerd? Zoek op, in Encarta, op Internet of een
andere bron, met wat voor soort tochten de opkomst van dat nieuwe ideaal te
maken heeft.
In de Graalromans wordt een christelijk ridderschap als
ideaal voorgesteld en dit heeft te maken met de opkomst van de kruistochten. In
zo'n kruistocht trekken christelijke ridders ten strijde tegen de vijanden van
het christendom met als doel het heroveren van het Heilige Land.
Hoofdstuk 6: De
tastbare Artur
1. Arturs
Ronde Tafel leeft in onze tijd voort in het verschijnsel van de
rondetafelconferentie. Leg uit wat dit verschijnsel te maken heeft met de Ronde
Tafel uit de Arturverhalen.
Bij Artur staat de tafel voor gelijkheid. Een huidig
rondetafelconferentie wil zeggen dat alle deelnemers aan die vergadering gelijk
zijn. Er zit, omdat de tafel rond is, bijvoorbeeld niemand aan het hoofd van de
tafel.
2. Heel wat plaatsen in Groot-Brittannië
worden in verband gebracht met koning Artur. Op deze kaart zie je er een aantal. Stel,
een club bekenden (vrienden, familie) vraagt jou - want inmiddels ben je
Arturdeskundige - ze rond te leiden langs een aantal bezienswaardigheden waar
de geest van onze legendarische koning nog rondwaart. Stippel deze route uit en
besteed daarbij in elk geval aandacht aan de volgende plaatsen: Tintagel,
Winchester, South Cadbury, Glastonbury, Dozmary Pool en Salisbury. Noteer in
welk opzicht deze plaats verband houdt met koning Artur (wat is er te zien?) en
schrijf over elke bezienswaardigheid kort wat toeristische informatie die je
zou kunnen gebruiken tijdens een rondleiding. Om aan je informatie te komen kun
je van Internet gebruik maken, maar bijvoorbeeld ook van reisgidsen over
Engeland. Een hele mooie is die van Dominicus: In de voetsporen van koning
Arthur, geschreven door Nicki Bullinga.
Tintagel:
Tintagel Castle is een belangrijk kasteel dat verbonden is met de verhalen over
Artur.Winchester: Hier bevindt zich de beroemde ronde tafel.
South Cadbury: Men beweert dat in deze stad “het” paleis van Artur staat.
Glastonbury: Hier zou de Heilige Graal door Jozef naartoe gebracht zijn.
Dozmary Pool: In dit meer zou “the lady of the lake” geleefd hebben die Artur Excalibur gaf.
Salisbury: Hier vond Arthurs laatste gevecht met Mordred plaats.